Dit is een overzicht van veelgebruikte pokertermen die vaak door ervaren pokerspelers gebruikt worden. Poker heeft een geheel eigen jargon, ontdek wat al die uitdrukkingen betekenen.
All-in: als je voor all-in kiest, zet je het gehele stack in, je kunt hiermee twee doelen proberen te bereiken:
– je hebt een hele goede kaartencombinatie of bluft een goede kaartencombinatie, vaak is het de eerste optie.
– je probeert de pot te krijgen, als er een relatief kleine pot ligt. Heb je weinig fiches ga dan desnoods all-in om andere spelers dwingen te folden.
Big blind: de big blind wordt ingezet door de speler die naast de speler links van de dealer zit. De big blind is het dubbele van de small blind, alle spelers behalve de small blind inzetter, moeten de big blind “callen” nadat je de hole cards heeft gekregen.
Bluf: als je bluft, betekent dit dat je doet alsof je goede kaarten in zijn hand heeft en daarmee een hoge combinatie “maakt”. Bij poker draait het spel om bluffen, het is de kunst om andere spelers te laten geloven dat je goede kaarten hebt.
Burn-card: de burn card is de kaart die van bovenop het deck wordt gepakt en weg wordt gelegd. Voordat de flop, turn en river komen wordt er eerst een burn-card weggelegd.
Buy in: het bedrag dat alle spelers moeten betalen om aan een pokerspel mee te mogen doen.
Call all-in: als je voor deze optie kiest dan kiest je om te callen op een all-in. Stel speler 1 gaat all-in met 58 fiches, dan kiest speler 2 vervolgens om mee te gaan met de all-in, ook al heeft deze speler minder dan 58 fiches. Dus als speler 2 maar 30 fiches heeft en all-in called, zet hij al zijn 30 fiches in, hij is dan door zijn fiches heen en kan niets meer inzetten en/of verhogen.
Call: als je called dan betekent dit dat je meegaat met de inzet die gedaan is.
Calling station is de naam voor een passieve speler die te veel handen speelt en daarmee vaak te ver gaat. Hij callt elke bet, zelfs met marginale handen, en ziet niet wanneer hij verloren heeft. Hij speelt ook goede handen heel passief, wat betekent dat hij zelden inzet om een pot te bouwen of een kwetsbare hand te beschermen. Dit type pokerspelers worden calling stations genoemd omdat cal hun favoriete zet is. Bluffen is zinloos tegen dit soort spelers, ze gaan toch mee.
Check: één van de opties die je kunt kiezen tijdens het pokeren. Als je checkt, betekent dit dat er nog geen inzet gedaan is en dat je zelf ook geen inzet doet, dus de beurt gaat door naar de volgende.
Chip leader: de chip leader is de speler met de meeste fiches aan een tafel.
Dealer: de dealer is de speler met de dealerbutton, deze speler schudt de kaarten en deelt ze vervolgens. Ook reikt deze speler de pot uit aan de speler die de ronde wint.
Dealerbutton: Een button met het woord “dealer” erop afgedrukt. De speler die deze button heeft, is de dealer; de speler links van hem plaatst dan dus de small blind en de speler daar weer links van de big blind. De dealerbutton gaat na elk spel door naar de volgende speler.
Deck: de stapel kaarten waarmee een pokerspel gespeeld wordt, het deck bestaat uit 52 kaarten 2-en, 3-en, 4-en, 5-en, 6-en, 7ens, 8en, 9s, 10en, boeren, vrouwen, heren en azen. Van elke soort zitten er vier in een deck.
Fiches/chip: elke speler die gaat pokeren krijgt, koopt enkele fiches/chips waarmee hij kan inzetten, het zijn een soort plastic muntjes, meestal van 11,5 gram.
Flop: nadat de blinds zijn ingezet en de hole cards zijn uitgedeeld, volgt de flop. Bij de flop komen de eerste drie gemeenschappelijke kaarten op tafel. Met deze drie kaarten en later nog de turn en de river, moe je een zo hoog mogelijke combinatie weten te maken. Na de flop volgt de tweede inzetronde.
Fold: één van de opties die je kunt kiezen tijdens het pokeren. Als je fold, betekent dat dat je waarschijnlijk geen goede hole cards heeft en er ook geen goede kaarten op tafel liggen. Bij fold gooi je in feite de kaarten weg en maak je geen kans meer op de pot. Voordeel is dat niets meer hoeft in te zetten.
Heads-up verwijst naar elke vorm van het pokerspel waarin de hand tussen maar twee spelers wordt gespeeld. Bijna elk type poker kan heads-up worden gespeeld.
Hole cards: de hole cards zijn de twee kaarten die elke speler ontvangt na de blinds, met deze twee kaarten speelt iedere speler het spel verder. Nadat de hole cards zijn uitgedeeld en de blinds zijn gecalled, volgt de eerste inzetronde.
Hot seat: de hot seat is de speler links van de dealer speler die het steeds moet zeggen, hij kan dus als eerste kiezen om in te zetten, te checken of te folden. Ook wel “under the gun” genoemd.
Kicker: de kicker is de kaart die een speler als tweede heeft bij een combinatie. Heeft een speler bijvoorbeeld als hold cards een Aas en een 10 en er komt als flop een aas, boer en een 6, dan heeft de speler een pair azen met een 10 als kicker. Als er nog een andere speler is met een pair azen, dan wordt gekeken naar de kicker kaart. De speler met de hoogste kicker kaart wint.
Maximale inzet: dit is de maximale inzet van een tafel. Als de maximale inzet bijvoorbeeld twintig euro is, dan mag je maximaal met twintig euro verhogen of twintig euro inzetten.
Minimale inzet: dit is de minimale inzet van een tafel en meestal is de small blind hier gelijk aan. Als de minimale inzet bijvoorbeeld vijf euro is, dan moet je minimaal vijf euro in te zetten om in te zetten of te verhogen.
Muck: voor deze optie kan je kiezen als je de kaarten niet wil laten zien aan de rest van de spelers. Als de spelers uitkomen met hun kaarten en je weet zeker dat je verliest, kun je kiezen om te mucken. Je laat dan de kaarten niet zien aan de andere spelers. Andersom kan ook.
Out-button: dit is de button die je krijgt als je kiest voor een sit-out. Als je later besluit weer mee te spelen wordt deze button weer ingeleverd.
Outs: dit zijn de kaarten die je nog nodig hebt om een combinatie te krijgen. Heb je dus een 10 en een aas als hold cards en je gaat voor een straight, dan zijn de outs de boer, vrouw en heer.
Pocket Pair: je hebt een pair in handen, AA, 10 10, 2 2, voor de flop.
Poker: een kaartspel waarbij je probeert geld te verdienen door andere spelers te manipuleren met kaarten.
Pokerface: Emotieloos gezicht. Als iemand een pokerface opzet betekent dit dat hij niet laat merken of hij goede kaarten heeft of niet.
Raise: als je raised betekent dit dat er een inzet gedaan is en je verhoogt deze inzet met maximaal de maximale inzet.
River: na de flop en de turn komt de river, de river is de laatste gemeenschappelijke kaart die op tafel komt en in totaal liggen er dan vijf gemeenschappelijke kaarten op tafel. Na de river volgt de vierde en laatste inzetronde.
Scoop: een speler maakt een scoop als de gehele pot gewonnen wordt.
Side pot: de side pot is een pot naast de gewone pot. Deze pot is bedoeld voor spelers die meer fiches in te zetten hebben dan de rest van de spelers.
Sit out: voor deze optie kun je kiezen als je even een ronde wil overslaan, je krijgt dan een sit-out button en doet de betreffende ronde niet mee.
Small blind: de small blind wordt ingezet door de speler links van de dealer. De small blind is meestal gelijk aan de minimuminzet van de tafel.
Stack: de stapel fiches/chips die in je bezit zijn.
Strip poker: een erotisch getinte variant van het pokeren. Bij strip poker is het zo dat de speler(s) die fiches verliezen een kledingstuk uittrekken.
Suited: dit zijn de hold kaarten van dezelfde kleur.
Suited connector: dit zijn de hold kaarten van dezelfde kleur maar dan ook nog opvolgend, dus 8 9 schoppen, 3 4 harten, A K klaveren.
Texas hold ’em: dit is de populairste vorm van poker, wordt vaak afgekort als hold ’em of five-card hold ’em omdat je met vijf kaarten op de tafel een zo hoog mogelijk combinatie moet proberen te maken.
Turn: na de flop komt de turn, de volgende gemeenschappelijke kaart komt dan op tafel en er volgt een derde inzetronde. In totaal liggen er bij de turn dus vier gemeenschappelijke kaarten op tafel.
Unlimited poker: een vorm van poker waarbij geen minimale en maximale inzet is. De spelers mogen dus ongelimiteerd lage/hoge bedragen inzetten.